Gehechtheid bij kinderen
Een pasgeboren kind heeft zijn omgeving nodig om hem in zijn behoeften te voorzien. Om goed te overleven en goed op te groeien heeft een kind eten, drinken, warmte en geborgenheid nodig. Het kind leert erop te vertrouwen dat zijn ouders hem in al zijn behoeften voorzien. De eerste drie maanden van het leven van een kind is hij nog niet selectief in het hechten aan zijn ouders. Na de eerste drie maanden komt hier verandering in. Hij reageert selectief op de aanwezigheid van bepaalde personen. Na zo'n 5 maanden komt één persoon centraal te staan, wat ook wel de exclusieve hechting wordt genoemd. Deze exclusieve hechting ontwikkeld zich tot de 7 á 8 maanden tot de eenkennigheidperiode. Wanneer de ouders/verzorgers van het kind responsief reageren op de behoeften van het kind ontstaat er een veilige hechting. Het kind maakt zich langzaam wat los van de ouder maar zal bij momenten van spanning of verdriet terugkomen bij de opvoeder. Horeweg (2015) beschrijft dat er bij een veilige hechting sprake is van basisvertrouwen. Door de ervaring van onvoorwaardelijke zorg en geborgenheid heft het kind geleerd om zelfstandig dingen te ondernemen, ook tegen de wil van zijn ouders is. Hij vertrouwt er hierbij op dat hij de liefde van zijn ouders niet zal verliezen. Horeweg benoemt dat een goede hechtingsrelatie op te vatten is als een beschermende laag rond de persoonlijkheid van het kind, die de weerbaarheid om het leven aan te kunnen, vergroot.
Maar wat gebeurt er wanneer de ouders/verzorgers niet bij machten zijn gehoor te geven aan de basisbehoeften van het pasgeboren kind? Welke invloed heeft het op de ontwikkeling van het kind wanneer hij niet de liefde en veiligheid ervaart die hij zo nodig heeft? Het onderstaande citaat beschrijft een voorbeeld van een kind waarbij het hechtingsproces anders is verlopen dan in de bovenstaande literatuur..
"Rens is de zoon van een alleenstaande moeder. Zijn vader die nu weg is, heeft hem toen hij klein was veel geslagen. Dit deed hij ook bij de moeder van Rens. Rens heeft dit zelf gezien. Hij heeft nog een broer, maar die is van een andere vader. Met het gezin gaat het niet goed, het is eigenlijk nooit goed gegaan. Er is weinig geld te besteden, vaak gaat Rens zonder brood naar school. Rens maakt met iedereen ruzie, met leeftijdgenoten maar ook met volwassenen. Het lijkt net of je hem niet kunt bereiken, je bouwt geen band met hem op, hij lijkt gevoelloos en ontzettend eenzaam. Omdat het thuis niet goed gaat, brengt hij het weekend soms door in een pleeggezin. Ook daar gaat het niet echt goed, al ziet men wel een kleine verbetering in zijn gedrag. Zodra hij zich bedreigd voelt, maar ook wanneer je hem alleen maar aanraakt, wordt hij agressief, begint te schelden en slaat om zich heen. Via Jeugdzorg is er hulp binnen het gezin, echt resultaat heeft dit nog niet" (Nauta & Giesing, 2011)